Spanningsboog  |  3-11-2019

Door: Tim Schuitvlot

Al scrollend door Instagram komt er een nieuwsitem van de NOS voorbij. Het bericht gaat over het taalgebruik van de overheid, en dat dit voor veel Nederlanders te ingewikkeld is. Het plan is om meer taalexperts in te zetten om overheidsberichten begrijpelijker te maken. Het bericht wordt ondersteund door een filmpje en in dat filmpje lezen voorbijgangers een tekst voor met daarin moeilijke woorden. De moeilijke woorden waar het over gaat zijn ‘’cohesie’’ en ‘’participatiegraad’’.

Ik ben geen neerlandicus, zat niet op het Gymnasium en heb, voor zover ik weet, geen bovengemiddelde woordenschat. Maar de woorden ‘’cohesie’’ en ‘’participatiegraad’’ ken en begrijp ik. Lees ik dan iedere dag een pagina van het woordenboek? Nee. Het woord ‘’cohesie’’ wordt regelmatig gebruikt door hippe stylisten bij het samenstellen van een kekke outfit of tijdens het inrichten van een speelse woonkamer. En het woord ‘participatiegraad’, of in ieder geval ‘participatie’ of ‘participeren’ wordt de laatste jaren te pas en te onpas gebruikt. Wie het woord participeren niet kent heeft de afgelopen tijd onder een steen gelegen, met z’n oren vol partici-pizza.

Nu snap ik best dat de taal van overheidsinstanties vaak onnodig ingewikkeld is, maar na het zien van het item vraag ik me toch af: Moet de overheid spreken in duidelijkere taal, of moeten wij, de gemiddelde Nederlander, onze woordenschat vergroten? Moet je een product afstemmen op een groep, of mag je van een groep verwachten dat ze een beetje moeite doen voor wat er wordt aangeboden?

Bij Zwerm komen we deze vraag ook tegen. We merken dat de spanningsboog van leerlingen de afgelopen vier jaar een stuk korter is geworden. Dit komt vooral terug in het nagesprek na afloop van een voorstelling. Geklets, geschuif en gerommel bij de leerlingen en docenten die teruggeven dat het nagesprek ook wel een beetje lang is. Natuurlijk luisteren we hierna. Er is een nieuwe versie van het nagesprek op komst met daarin meer plek voor ontspanning en gepraat. We passen ons product aan op de groep.

Persoonlijk vind ik een spanningsboog van 90 minuten niet te veel gevraagd, het is immers niet zo dat ze al die tijd muisstil en bewegingsloos op hun stoel moeten zitten. Tijdens de voorstelling is er volop ruimte voor reactie en tijdens het nagesprek doen de leerlingen actief mee.

Ik denk dat er in deze tijd van instant reactie en eindeloos, gedachteloos, doorklikken een nieuwe taak bij de scholen ligt. In plaats van toegeven aan de snelheid van tegenwoordig zouden ze leerlingen weer moeten leren om te wachten. Te kijken. Om erbij te blijven. Om ergens naar te luisteren in plaats van ergens meteen iets van te vinden. Kunstvakken als muziek, tekenen en drama leren deze kwaliteiten aan. Maar ook hier is het systeem aangepast aan de groep. En de groep vind kunst niet belangrijk.

Gelukkig zijn er nog eigenwijze scholen, waar ze toch nog kunst aanbieden. Waar we met Zwerm komen, om soms die spanningsboog een beetje op te rekken.

Ik koester hoop. Ik vermoed dat over een paar jaar het belang van geduld ook door de overheid wordt ingezien. Alleen zullen zij het niet hebben over ‘geduld’ maar over ‘dat je soms ergens op moet wachten’. Ook vermoed ik dat brieven van de belastingdienst binnenkort in Jip en Janneke-taal op de mat vallen. Met leuke plaatjes erbij. Zodat iedereen ze begrijpt.