Haar naam is Roxan  |  4-6-2017

Haar naam is Roxan

Door: Martijn Huitema

Haar naam is Roxan. Ze is klein, nog geen meter. Ze is vier, heeft knalrood haar en een eigenwijs gezicht. Roxan zit op een basisschool voor kinderen die niet zo goed kunnen leren. Kinderen die door IQ of gedrag niet mee kunnen komen in het reguliere onderwijs. De meesters en juffen op Roxans school behoren tot de liefste, geduldigste en meest begripvolle van hun soort. Met een enorme passie en toewijding zorgen zij ervoor dat Roxan het naar haar zin heeft.

Als ik de klas binnen kom valt Roxan gelijk op: ze benoemt alles wat ze ziet. ‘De meester komt binnen jongens!’, gevolgd door: ’de meester gaat zitten, hoor!’. En: ‘De meester moet eerst nog even zijn gitaar uitpakken’. Ik moet hier vreselijk om lachen en als ik de juf aankijkt glimlacht ze schouderophalend terug. Roxan houdt het de hele les vol: van het pakken van mijn liedjesboek (‘Wacht even hoor jongens, de meester pakt even iets uit zijn tas. Oh, ik zie het al, het is zijn boekje’) tot het verschuiven van mijn stoel (‘De meester zat niet helemaal lekker, jongens!’).

Wat een mooie, gekke, rare, maffe kinderen komen we toch tegen. En wat een ongelofelijk voorrecht is dat. Een groot deel van onze methodiek is gestoeld op de gedachte dat je altijd met een frisse blik moet kunnen kijken naar een kind. En dat kunnen we goed: we zien er zo’n driehonderd per week, iedere week weer. Dat levert het voordeel op dat we ondertussen alles wel eens gezien hebben. Van dove en blinde kinderen tot kinderen met maar één arm of een Siamese tweeling, die met hun hoofden vergroeit zijn. Ook op het gebied van gedrag moeten kinderen van goede huize komen om ons te kunnen verassen. We hebben bijna alles wel eens meegemaakt. Van asperger tot ADHD of OCD, we kijken er niet van op.

Als we deze week terug rijden van een TheaterChallenge in het midden van het land hebben Esther en ik het erover: wat zou het fijn zijn om de klassenleerkracht eens door onze ogen te laten kijken. Vaak komen we een klas binnen en krijgen we een overdracht: die jongen achterin heeft autisme, dat meisje ADHD en let maar niet teveel op hem, daar wordt ‘ie verlegen van. En juist dat willen we allemaal niet weten. De gekleurde bril waarmee de klassenleerkracht (hoewel begrijpelijk) kijkt, helpt ons niet bij het in praktijk brengen van onze methodiek. Hoe fijn zou het zijn als de klassenleerkracht eens een weekje met ons mee kon, om te zien dat uitzonderlijke kinderen zulke mooie dingen kunnen, als ze niet worden gelabeld, of (te snel) in een hokje worden gestopt.

Ik zie het al voor me: een bus vol klassenleerkrachten, op pad door het land. En aan de microfoon de kleine Roxan. Die de hele dag van prachtig live commentaar voorziet.

‘Kijk daar jongens, een meester die een boterham eet!’