Bijvangst  |  3-2-2019

Bijvangst

Door: Martijn Huitema

Als ik het schoolplein op loop zwaaien de kinderen van groep vier naar me. Een paar meiden komen een praatje maken over hun nieuwe schoenen. Ze missen de les zeggen ze. Ik mis hen ook beloof ik. Ik had ze maar een jaartje, toen ze in groep 2 zaten. Dit jaar doe ik voor het derde en laatste jaar een muziek-en-taal project op hun school. Alleen voor de groepen 1/2, want die hebben het het hardste nodig. In deze groepen zitten veel NT2-ers (kinderen voor wie Nederlands een tweede taal is), en kinderen bij wie thuis nauwelijks Nederlands gesproken wordt. Ik verbind mijn lessen aan de thema’s van de school. Zo ben ik ongelooflijk veel bezig met de seizoenen en de natuur. Fijn: op zo’n stadse school met alle geduld van de wereld uitleggen dat sneeuw bevroren water is, maar anders dan ijs.

Uit mijn tijd met de HB-ers weet ik dat het grootste deel van de opbrengst van de les bestaat uit bijvangst. Ten minste: dat wat ik bijvangst noem. Het lesdoel is daar, de woorden die geleerd, herkend en toegepast moeten worden ook. Maar de mooiste en belangrijkste momenten voorspel je niet. Die zijn bijvangst. Als ik binnenkom in de les maak ik graag een kletspraatje met de kinderen. Ik spreek ze weinig, maar een half uur per week, maar ik vind het fijn om te horen wat ze bezig houdt. Terwijl ik mijn gitaar uitpak, en mijn liedjesboekje klaarleg verteld Youssef dat zijn vader net terug is van een lange reis. Youssef is een NT2-er en heeft net zijn stille periode achter de rug: Veel kinderen die de taal niet machtig zijn beginnen hun schoolcarrière met een stille periode. Als je dit niet weet is het erg schrikken, omdat je denkt dat hij of zij het niet naar zijn zin heeft, of dat er iets ergs is gebeurd. Niets is minder waar: als ze besluiten het stilzwijgen op te heffen blijken ze al een aardige woordenschat te hebben. On a side note: zo’n stille periode levert fantastische taferelen op: niet ervaren juffen die gaan praten alsof het kind doof is, bijvoorbeeld. Of een kind dat in zijn stille periode zijn reactie inhibitie niet kan controleren omdat het zo graag mee wil doen met de les, en dan een heel verhaal afsteekt in een taal waarvan ik niets versta.

Goed, Youssef dus. Verteld in het Nederlands over zijn vader die een lange reis heeft gemaakt. Als hij in geuren en kleuren verteld heeft over alle avonturen van zijn vader besluit hij zijn verhaal met de zin: mijn vader is héél lui. Verbaast kijkt de klas Youssef aan. Ik werp een blik op de juf: die kijkt ook verbaast. Ik vraag Youssef wat hij bedoelt. Zijn vader slaapt de hele dag, zegt hij. Hij heeft last van een jetpack.