Roddeldorp  |  11-11-2020

Door: Anouk Briefjes

Ik ben opgegroeid in een klein dorpje met zo’n 850 inwoners. Als kind was dat heerlijk, want rust en ruimte en goede sociale controle. Maar de keerzijde is dat iedereen elkaar kent en in de gaten houdt, soms ook ongewenst. Er werd dus best veel gekletst. Daar werden dan weer grappen over gemaakt. Als je aan het begin van het dorp een snee in je vinger had, dan was aan het eind van het dorp je arm geamputeerd.

In een dorp verderop moest een vrouw bevallen, maar zij woonde aan het water. Haar huis was alleen via een fietspad van één kilometer te bereiken. Nu had zij de wens om thuis te bevallen. Mijn vader, haar huisarts, die ook bevallingen deed, stelde voor dat ze bij ons thuis mocht komen bevallen. Zo kon ze toch in een huis bevallen en mocht er een complicatie zijn, dan kon ze snel naar het ziekenhuis. De bevalling zou in mijn slaapkamer plaatsvinden en alles werd daarvoor klaargezet. Ik was een jaar of tien, een echt paardenmeisje en de kamer hing vol met Penny paardenposters. De toekomstige ouders vonden dat erg grappig. En ik was trots dat dit in mijn kamer ging gebeuren. Ik herinner me nog de klossen onder het bed. Helaas moest deze vrouw toch naar het ziekenhuis en werd ze met de ambulance bij ons opgehaald.

Nou zou je denken, artsenpraktijk en een ambulance dat kan natuurlijk voorkomen. Maar in het dorp kwam meteen de roddel dat mijn moeder was opgenomen in het ziekenhuis en dat zij in de ambulance had gelegen. Wat mijn moeder had, dat varieerde nogal. Gelukkig was het ook weer snel de wereld uit.

Nu woon ik er al jaren niet meer en mijn ouders ook niet, maar een paar jaar geleden kwam er toch nog een roddel, dit keer over mijn vader, bij mij terecht. Er ging een gerucht dat mijn vader zwaar Alzheimer zou hebben. Als dat waar zou zijn, dan was het een hele bijzondere alzheimerpatiënt, aangezien mijn vader behoorlijk fit en vitaal is en een enorm goed geheugen heeft. Bovendien herkent hij me nog altijd als ik langskom. Ik vertelde dit verhaal aan een vriendin, van wie de ouders nog in het dorp woonden en haar reactie was briljant. “Oh ja zoiets vroeg mijn moeder al” ,zei ze. Waarop zij antwoordde, “Mam doe normaal, natuurlijk niet, wat een onzin.” Dit had ze niet eens verteld tegen mij, omdat ze het zo stom vond.

Iemand anders, die het verhaal wantrouwde, stelde de vraag direct aan mij. Zelfs de slager had er bij deze persoon al naar geïnformeerd, want hoe zat het toch met de oude dokter? Zwaar dement of niet? Via deze persoon kwam ik erachter, wie de aanstichter was. Een persoon die ooit mijn ouders had geprobeerd te belazeren. Was dit dan een soort stomme wraakactie? Door mijn vader valselijk een Alzheimerpatiënt te noemen, een ziekte die je eigenlijk niemand toewenst?

Roddelen zul je altijd houden, overal. Overigens roddelen mannen meer dan vrouwen. En waarom vinden we het erg als mensen over je roddelen? Is het omdat mensen dan een oordeel over je vellen dat gebaseerd is op een onwaarheid?

Het doet mij eraan denken dat wanneer iemand kritiek op je heeft (ik bedoel dus geen feedback) dan is dat vaak een naar oordeel of vooroordeel. Wanneer je iets doet wat opvalt, bijvoorbeeld je maakt een toneelstuk en je laat dit zien in het theater. Dan vinden mensen daar wat van. Jij hebt je best gedaan, iets moois proberen te maken. Dan komt nare kritiek binnen. Bedenk dan, dat jij degene bent die de leeuwen aankeek in het midden van de arena. En degene die kritiek op je heeft, is degene met het goedkoopste kaartje op de tribune. Die positie is een stuk makkelijker dan in de arena staan. Dus hoe belangrijk is die kritiek? Lijkt mij niet zo belangrijk. Net als roddelen, dan ben je toch echt sneu als je dat doet.

Anouk acteert, regisseert en geeft les, onder andere als theaterdocent bij TheaterChallenge. In haar blog schrijft ze over wat haar inspireert en aan het denken zet. Over haar belevenissen binnen én buiten het theatervak en hoe zij daar mee om gaat.