Frolijk  |  12-2-2017

Frolijk

Door: Martijn Huitema

Op een school waar ik al een aantal jaren vaste gast ben geef ik een periode naschoolse muzieklessen. Bedoelt om het een aantal getalenteerde kinderen te ondersteunen en richting te geven. Een nieuwe periode breekt aan: deze keer is een select gezelschap uit de groepen drie, vier en vijf. Als ik het lokaal binnenstap zie ik alleen maar bekende gezichten. Blij en enthousiast word ik begroet en maak ik met iedereen een praatje. Dan staat ineens de juf van groep één/twee voor mijn neus met twee kinderen die ik nog niet ken. Een heel klein, gesloten, heel hard huilend jongetje met bange, donkere ogen en zijn zus. ‘t Is dat ik hoor dat het zijn zus is, anders had ik het niet gedacht. Ze lijkt wel het complete tegenbeeld van haar broertje: lang, een open houding, een grote glimlach, zo’n scheef gebit dat je kent van groep 4-ers en grote stralende ogen.

Ze steekt meteen een hand naar me uit: ‘mijn naam Fro’, zegt ze. Ik stel me voor en kijk om naar de klas: nieuwsgierig volgen ze het tafereel. Het broertje van Fro blijkt niet naar mijn muziekles te willen, en bij elk woord van de juf lijkt hij harder te gaan huilen. De juf besluit hem mee te nemen naar haar klas. Bij het verlaten van het lokaal zegt ze nog snel: ‘ze zijn nog niet zo lang in Nederland’. ’Sorry’, zegt Fro, ‘ik daar zitten’ en ze wijst naar een tafel naast een meisje. Onder de indruk van haar doortastendheid knik ik. Nog altijd is de klas in afwachting van wat komen gaat. Het is bijna of ze willen dat ik de situatie even duid.

Ik ga voor Fro’s tafel staan en zoek naar een makkelijk aanknopingspunt. Dan zie ik het: Fro’s buurvrouw heeft een Elsa trui aan. ‘Fro’, zeg ik, ‘is dat van Frozen?’ Meteen veert de klas rechtop: dit meisje is vernoemd naar de film! Fro tovert meteen haar fietsenrek tevoorschijn en schud: ‘nee, is naam uit Syrië’. ‘Mooie naam hoor, Fro. Ik ken niemand die Fro heet. Nou ja, nu ken ik dus één iemand die Fro heet’. ‘Het is oorlog’, vervolgt Fro. In een paar niet te misverstane zinnen legt ze uit dat zij met haar moeder en broertje is gevlucht. Omdat haar vader gek ging doen, hij wilde vechten. Nu huilt haar broertje overdag en haar moeder ’s nachts. Haar moeder wordt erg verdrietig als je over oorlog praat. ‘Doe dat maar niet’, zegt ze. De klas en ik zijn er stil van.

‘Fro, je bent wel erg vrolijk voor een meisje dat zo’n verhaal verteld’, zeg ik zacht. Dan is het Jayron, de drukke, spring-in-t-veld, slimme groep 3-er, die het stilzwijgen doorbreekt: ‘Fro is niet van Frozen, meester! Fro is van vrolijk’… Met tranen in mijn ogen kijk ik hem aan. Anna vraagt: ‘meester, waarom zegt u niets?’

De meester is even sprakeloos…